Regelmatig werd me de afgelopen tijd gevraagd waar ik was. Weinig in het openbaar verscheen. Me zelden uitsprak. Dat was niet omdat ik wist dat ik hier vanavond de vijfde H.J. Schoo-lezing zou uitspreken.
Nee, de reden dat ik de afgelopen maanden zo low profile mogelijk door het leven ging, had te maken met de ontdekking dat Diederik Samsom en ikzelf kinderen van de jaren negentig zijn. Opgegroeid in een bepaalde tijdgeest met een daarbij behorende kijk op de werkelijkheid. En dat Diederik en ikzelf de afgelopen maanden veel hebben moeten nadenken over de situatie waarin we terecht zijn gekomen. Met 'we' bedoel ik aan de ene kant het kabinet. Die haar voornemens de komende maanden zelden door zal kunnen voeren. Moet bijstellen. Of intrekken. Wellicht komen er zelfs op korte termijn verkiezingen.
Maar met 'we' bedoel ik hier vanavond ons allen in Nederland. We zitten opgescheept met een gigantisch probleem. Een erfenis uit de jaren negentig. Waarin we dachten dat we in een soort paradijs terecht waren gekomen, waarin de markt alles zou regelen. Een eeuwigdurend feestje. Dat is voorbij.
Gelukkig maar!
Dat moet er uit.
Dit jaar hebben Diederik en ikzelf ontdekt dat we, ondanks onze zogenaamde ideologische verschillen, in de praktijk op dezelfde manier naar de werkelijkheid kijken en op basis daarvan proberen te besturen. Maar door het ontbreken van voldoende steun in de Eerste kamer slagen we er amper in onze - ik geef het schoorvoetend toe - twintigste-eeuwse voorstellen door het Parlement te loodsen.
Feitelijk - realiseren we ons nu - een blessing in disguise. Want in de maanden dat we feitelijk niet konden regeren en onze uren in ledigheid moesten doorbrengen, wegduiken voor de media en ons zelden in het openbaar uitspreken kwamen Diederik en ikzelf erachter dat we met dezelfde, oude blik naar de samenleving keken. En binnen dat oude model nadachten over mogelijke oplossingen.
Diederik en ik horen - het is moeilijk om toe te geven - tot een groep technocraten die feitelijk uit het oog zijn verloren waarvoor ze op het pluche terecht zijn gekomen. Maken deel uit van een generatie die heilig gelooft (herstel: geloofde) in meten is weten, verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven, de maakbaarheid van het leven, de samenleving, top down management, überhaupt veel vertrouwen hebben in managers en nog zo wat typisch 20-eeuwse manieren om de werkelijkheid te lijf te gaan.
Deze zomer zijn we tot de conclusie gekomen - niet zelfstandig, dat moet ik hier met nadruk zeggen - dat 'we' het anders moeten gaan doen. Dit inzicht kwam niet overnight. Ik denk dat het ergens rond Kerstmis begon toen Diederik op zekere dag ietwat plagend zei dat we minder beleidsstukken van (zeg, een Paul Schnabel) zouden moeten lezen. Maar meer kennis moesten nemen van andere visies op onze tijd. Met al haar crises (meervoud). Hij daagde me uit om samen met hem gedurende veertig weken een serieus non-fictieboek te gaan lezen. We hoefden niet per se dezelfde titels te lezen, maar wel boeken waarin historici, sociologen, psychologen, psychiaters, schrijvers, filosofen en (zelfs) enkele economen - alhoewel we inmiddels weten dat we aan die groep niet zo veel hebben - ingaan op onze huidige tijd. Boeken waarin onze samenleving wordt geanalyseerd. En her en der - soms - een andere richting wordt bepleit.
De meeste burgers pruimen immers al bijna een decennium lang niet meer de wetgeving die over hen wordt uitgestort. En de manier waarop organisaties, instellingen en bedrijven (die al dan niet door ons - de politiek - op afstand zijn gezet) omgaan met hun klanten, werknemers, mensen, burgers. Er is een gigantische kloof gegroeid tussen wat wij - technocraten - willen, nastreven, implementeren, voornemen - en wat de gemiddelde burger wil. De burger heeft echter ook, daar kwamen we al lezend achter, net zo veel boter op haar hoofd. Weet ook niet meer waar het in het leven om zou moeten gaan, en wijst té veel naar ons voor 'dé' oplossing. Politici én burgers moeten beiden tot de ontnuchterende conclusie komen dat ondanks alle glanzende façades, pr, spin, framing en andere manieren om de werkelijkheid op te poetsen veel 'dingen' niet goed zijn, lopen. Noem het ontnuchteringsjaren.
Er is iets fundamenteel mis met de manier waarop wij vandaag de dag leven. Dertig jaar lang hebben we de jacht op materieel eigenbelang als een deugd beschouwd; die jacht is tegenwoordig zelfs het laatste restant van ons gevoel voor een collectieve zaak. We weten wat dingen kosten, maar we hebben geen idee wat ze waard zijn.Zo begon dat boek. En ik nam het mee naar huis. En begreep al redelijk snel wat Diederik bedoelde. Maar was, dat geef ik nu ruiterlijk toe, het niet eens met de conclusie die deze (vooraanstaande, dat moest ik toegeven) historicus op zijn sterfbed aan ons eenentwintigste eeuwers als boodschap meegaf.
"Let op!", waarschuwde hij, voor u het weet zitten we weer in de negentiende eeuw. Met niet alleen veel dynamiek, optimisme, verandering maar aan de andere kant veel mensen, die om wat voor reden ook niet meer mee kunnen.
Ik nam de uitdaging aan en met veel hangen en wurgen slaagden we er beiden in om ons aan de opdracht te houden. Elk van ons las veertig weken lang wekelijks een boek over onze tijd. Soms dezelfde titels, sterker: sommige boeken moesten we beiden wél lezen. Maar het was niet om het lezen begonnen. Het was geen wedstrijd: wie ziet kans om, midden in een drukke tijd (want alhoewel we feitelijk weinig tot stand konden brengen, bleven we polderen) wekelijks een serieus boek te lezen. Belangrijker was dat we elkaar in het Torentje of samen in de auto op weg naar deze of gene plek, met elkaar spraken over de leesstof. En langzaam kwam ik - en nu spreek ik namens mezelf en niet als minister-president of historicus - tot de conclusie dat Diederik gelijk had. We zijn beiden technocraten geworden, die geen idee meer hebben welke problemen er echt toe doen, kunnen uitleggen waarom we doen wat we doen, voor wie en vooral - erg belangrijk - dat we met oude tools de problemen - nee! uitdagingen - van de 21e eeuw te lijf aan het gaan waren. Inmiddels weten we ook dat de rationele homo economicus niet bestaat en dat beleidsmakers daar maar beter rekening kunnen houden.
En , dat verzeker ik u, die zijn er. Volop. In binnen- en buitenland. Jong én oud. Ik presenteer - met uw welnemen - enkele van hen. Na afloop kunt u de literatuurlijst bestuderen.
Op een mooie zondag ochtend in september sprak een Belgisch hoogleraar over het grootste probleem van onze tijd. Niet dé crisis. Werkloosheid. Het al dan niet veranderende klimaat. Nee, het grootste probleem was volgens deze man eenzaamheid. Anderhalf miljoen burgers zijn eenzaam en té veel instellingen, organisaties en bedrijven nemen vaak beslissingen die dat aantal niet zal doen verminderen. Ook wij politici deden en doen daar vrolijk aan mee.
Joris Luyendijk zit als antropoloog in Londen. Probeert inzicht te krijgen in de mores van de haute finance. Laat daar vaak anoniem mensen aan het woord. Opvallend vond ik een man die bij een multinational werkte; daar aan kon ontsnappen. Weg wilde omdat hij als volwassen man niet (goedbetaald) bezig wilde zijn om zeeppompjes te laten maken die zonder dat de consument het merkt meer zeep afgeven als strikt noodzakelijk.
Een andere Belg vergeleek onze samenleving met een speedboot. Die steeds harder gaat varen. Daardoor vallen mensen overboord. In eerste instantie worden vanaf de kant reddingsboten ingezet om de drenkelingen te helpen. Maar als het racemonster steeds harder vaart vallen zoveel mensen buiten de boot dat alleen reddingsboeien en -vesten kunnen worden uitgereikt. Een mooi beeld voor onze doorgedraaide samenleving waarin door stress en burn out steeds meer mensen aan de kant komen te staan.
Een hoogleraar/diplomaat uit het Verre Oosten kwam met een andere boot aanzetten. Een cruiseschip met 193 landen. In elke hut zit een kapitein met bemanning. Een centraal commando is er niet, dus als de Titanic dreigt te zinken probeert elke crew zijn of haar eigen cabine te redden. Een beeld dat ik voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2014 zeker ga gebruiken. Diederik ook, denk ik.
Rond Pasen merkte een Tsechisch econoom in een Belgisch blad op dat alleen een gek zegt dat hij tienduizend euro rijker is geworden als hij 10 mille heeft geleend.Hij werd geïnterviewd over een boek waarin hij deze gedachte verder uitwerkt en een link legt met 'de zachte sector'.
In het voorjaar kwam een dynamische hoogleraar uit Rotterdam met het begrip kantelaars. Mensen die in een samenleving in staat zijn mensen achter zich te krijgen om grote veranderingen te gaan doorvoeren. Andere begrippen die we tegenkwamen: veranderaars en weerstanders. Kantelaars zitten - zoveel heb ik er inmiddels wel van begrepen - niet in het Parlement of het kabinet. Er zijn daar weinig Einzelne.
Een markante Duitse monnik hield een pleidooi voor visioenen. Die inspireren en brengen - vooral dat - hoge doelen binnen handbereik.
Een oude, en inmiddels overleden, Franse diplomaat hield een vlammend pleidooi om jezelf te engageren. Druk te maken over onze huidige tijd, positie in te nemen. Doe iets!. En vond een jonge Vlaams-Poolse filosofe aan zijn zijde.
Een Nederlands socioloog vindt dat we als samenleving snakken naar richting, overal. In deze complexe tijd en wereld. Helaas rest ons niets anders als improviseren, ergo een improvisatiemaatschappij.
Maar een van de belangrijkste vragen werd gesteld door een Britse vader en zoon: Hoeveel is genoeg?
Een vraag die pregnanter werd toen we kennis namen van enkele Nederlandse heren die aankondigen dat we aan de vooravond staan van de massale komst van intelligente, zelflerende robots. Die zeer veel werk overbodig zullen maken. Creatieve destructie, heet dat. En alhoewel een tot vrouw omgebouwde econome op het standpunt staat dat dit nu eenmaal altijd zal blijven gebeuren, en we er als maatschappij uiteindelijk telkens beter van zijn geworden, bekruipt ons nu toch het gevoel dat we een andere tijd ingaan. De tijd van massale werkgelegenheid loopt op zijn eind en we gaan naar een door John Maynard Keynes al in 1930 aangekondigde gemiddelde werkdag van drie uur. Alleen, hoe regelen we dat iedereen voldoende inkomen heeft. Een ouderwetse Nederlandse ondernemer (een echte, geen man die 'een' DE louter voor de bonus zou verkopen), hield dit voorjaar een pleidooi voor arbeidsdeling en een basisinkomen.
En dwars door dit alles heen lazen we keer op keer, gebracht door de meest uiteenlopende wetenschappers en schrijvers, dat de mens - wij dus - zelden rationeel handelen. De aanname van veel politici en beleidsmakers dat mensen bewust nadenken is zelden waar. Meestal doen we als mens maar wat, kiezen we voor een bepaalde optie, meestal loopt het goed af, maar dé mens is geen homo economicus. Dé gemiddelde mens is - zo moge duidelijk zijn - is not in control over zijn of haar eigen leven.
Een leeftijdsgenoot die bij de WRR werkt, schreef dat iedereen die zijn opleiding in de vorige eeuw genoot er verstandig aan doet zich bij te scholen. Omdat er in de gedragswetenschappen de laatste twintig jaar veel is veranderd. Dat heeft - grapje - niets te maken met het gedachtegoed van Diederik Stapel. Maar gaat wel over de vraag Who's in control?
Uiteraard wezen veel mensen die ons zo bezig zagen ons op diverse 'filmpjes' op het net. Zo 'ontdekten' we evenals vele miljoenen voor ons sir Ken Robinson. Die typische Brits-Amerikaanse expert op het gebied van creativiteit. Die dat omschrijft als een proces waarin originele ideeën opkomen, die - belangrijke toevoeging - waarde hebben. Ook begonnen we door hem en anderen te begrijpen dat ons huidig onderwijssysteem absoluut op de schop moet. We leiden mensen - volgens een andere Amerikaan - nog steeds op voor de banen van de vorige eeuw. Stop stealing dreams!
Maar daar zit hem nou juist de kneep. Doe iets! Maar wat?
Als we de laatste maanden iets geleerd hebben is dat wij politici moeten leren om los te laten. Er is een nieuwe maatschappij aan het ontstaan. Van onderaf. De tijd van top-down is voorbij. Een belangrijk, ietwat goeroe-achtig Duits filosoof betoogt: "Je moet je leven veranderen". En in dat verband vindt hij dat we allen moeten gaan oefenen. Er ligt geen blauwdruk klaar. Die slechts uitgerold hoeft te worden. Integendeel. De komende jaren zullen overal in de maatschappij mensen in hun eigen omgeving (gezin, familie, buurt, bedrijf, dorp, stad, regio) met 'iets' gaan oefenen. Ervaren wat wel of niet werkt. En aan ons politici is de schone taak weggelegd dit proces te faciliteren en de geslaagde oefeningen in te bedden in wetgeving.
Een andere 'ontdekking' is dat in de komende jaren alleen mensen of organisaties succesvol zullen zijn die in staat zijn 'iets' waardevols aan de samenleving toe te voegen. Bijdragen aan het laten ontstaan van Echte waarde(n).
De Burger van Stavast is de nieuwe autoriteit in een wereld zonder houvast. Hij spreekt zich uit, maar gebruikt geen grote woorden meer en belooft geen grootse daden. ()Tot slot
De Burger van Stavast ontworstelt zich uit de greep van het verleden en zet de stap opzij. Hij reset zichzelf. De ontwikkeling die wij zien is van daadkracht richting stavast. We vervangen het stoere "Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg" door het nieuwe, zachtere adagium: "Ik zeg wat ik hoop en ik doe wat ik kan".
Helaas moet ik meedelen dat in de échte troonrede, over drie weken, weinig tot geen van bovenstaande gedachten zullen zijn opgenomen. We lopen op de politieke troepen en een groot deel van de samenleving vooruit. Hopen dat collega's en burgers ook tijd zullen vinden om als een soort Lezer van Stavast zichzelf de opdracht te stellen om meer serieuze boeken te gaan lezen. Kennis nemen van andere geluiden. Ondertussen - daar zijn Diederik en ik van overtuigd - zal in Nederland de komende tijd een ander adagium komen bovendrijven: Oefenen voor een andere tijd.
Mijn slotwoord zijn twee citaten van een jong historicus
De tijd is aangebroken om nieuwe collectieve doelen te stellen. Daarvoor zullen we naast de boekhouder, de koopman en de econoom ook de geschiedschrijver, de wijsgeer en de dominee moeten raadplegen. Als we nadenken over morgen, dan slaan we nu nog de catalogus van vandaag open. Maar of we er nu in geloven of niet, de grenzen van het oude vooruitgangsgeloof zijn in zicht. Stuiten we niet op de grenzen van de aarde, dan stuiten we op de grenzen van onszelf - van ons vermogen om zin te geven aan ons leven.
() Ik geloof in de kracht van ideeën. Ik pleit voor nieuwe, utopische vergezichten - want in potentie gaan we een geweldige eeuw tegemoet. Technologisch zullen we bergen verzetten en ook maatschappelijk valt er nog heel wat te dromen.
Waar ik zoal aan dacht? Een basisinkomen, een radicaal kortere werkweek en onderwijs dat voorbereidt op het leven in plaats van op de arbeidsmarkt. Maar laten we het vooral politiek maken: onze dromen moeten botsen om de democratie draaiend te houden.M.R.
(maandag 2 september 2013)
Klik hier voor alle citaten en bronnen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten